Muziekdocent Carmen van Haren aan het werk met ouderen

Geschreven door: Carmen van Haren

Het was al een speciale dag: de eerste dag van de lente. Vanmiddag mocht ik weer muziek maken met mensen met dementie in een verpleeghuis in Den Haag. Maar na afloop gebeurde er nog iets bijzonders.

“Wat is dit toch heerlijk”, zegt een vrolijke bewoner terwijl we zingen, trommelen en met onze handen zwaaien. Een vrouw die altijd komt kijken en nooit meedoet, gaat er vandaag wel bij zitten en neemt belletjes aan, die ze daarna, zacht zingend, ook mee laat deinen op de muziek. Ze heeft me niet eerder zo helder aangekeken. 

We hebben lol samen, het is feest, elke maandag opnieuw. En dan, als de KunstKnuffel voor vandaag is afgelopen en ik de muziekspullen inpak, hoor ik dat er een bewoonster op sterven ligt. Normaal gesproken is ze erbij. Ze geniet altijd van de muziek en het samenzijn. Na elk gezongen lied staat ze op en spreekt plechtig, geroerd: “Dank u wel mensen, het was geweldig!” 

De familie had zojuist, vanaf de gang, naar het muziekgebeuren geluisterd. Ze wisten dat Mina er zo van hield en vonden het fijn om er onverwacht getuige van te kunnen zijn. Ik vroeg of ik Mina nog even mocht zien. 

In Mina’s kamer ontmoette ik de familie. Met een paar woorden wisselden we iets uit over precies dit moment. Mina, het sterven, de muziek. En toen kwam er een vraag in me op: zou ik nog één lied voor Mina zingen? Het antwoord was voelbaar. Dankbaar naar elkaar dat we dit samen met Mina zouden delen. 

En zo zong ik een klein lied en keek ik nog eenmaal naar die lieve Mina, verzonken in haar bed. Ik zag haar voor me, dansend, lachend, en nu in stapjes, loslatend. En zo was de Kunstknuffel vandaag er één van lente en vlinders die opstijgen.

[Mina heet in het echt anders]

Bron